Blauwkoplori – Trichoglossus haematodus caeruleiceps
Blauwkoplori – Trichoglossus haematodus caeruleiceps
Blauwkoplori – Trichoglossus haematodus caeruleiceps
Blauwkoplori – Trichoglossus haematodus caeruleiceps
Ondersoorten
De blauwkoplori kent geen ondersoorten. T. h. caeruleiceps is zelf een ondersoort van de groenneklori, T. h. haematodus.
Formaat: 25,5 cm.
Ringmaat: 6 of 6,5 mm.
Geslachtsonderscheid: Tussen beide geslachten is weinig uiterlijk verschil. Ervaren kwekers geven aan dat bij veel poppen de kop en de buik lichter van kleur zijn. Ook schijnt bij de meeste mannen het achterste deel van de kruin blauwzwart te zijn. Absolute zekerheid over het geslacht is echter alleen te krijgen door middel van endoscopisch- en of DNA (veer)onderzoek.
Man en pop: De algehele lichaamskleur is groen. De kop is in zijn totaliteit blauw met een lichte streeptekening. Ter hoogte van de nek wordt de blauwe bevedering gescheiden door een nagenoeg gele nekband. De kleur van de borst varieert van oranjegeel tot oranjerood met smalle blauwe zomen. De buik varieert van donkergroen tot zwartachtig groen met soms wat lichtgroene vlekjes. De ondervleugeldekveren zijn oranjerood. Verder bevindt zich aan de onderzijde van de vleugels een brede gele band. De onderstaartdekveren zijn geelgroen met donkergroene zomen. De onderzijde van de staart is olijfgeel. De snavel is oranjerood en de poten zijn grijs.
Herkomst en leefwijze van de blauwkoplori
De blauwkoplori heeft zijn verspreidingsgebied in Zuid Nieuw Guinea. Ze bewonen hier allerlei gebieden met boombestanden, open regenwouden, savannen en laaglandgebieden tot 1000 meter. Ook worden ze regelmatig gezien op en rond plantages en in parken. Ze komen zowel paarsgewijs, in kleine groepen als ook in grote zwermen voor. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit nectar, bloesem, vruchten, bessen, zaden, pollen en insecten en hun larven.
De voeding van lories
Zoals in het algemene gedeelte over lories reeds is vermeld, zijn het vogels die hoofdzakelijk bloesem, nectar, bladknoppen en verschillende soorten zachte vruchten en insecten eten. Ze stellen dan ook hele andere eisen aan de voeding dan de meeste andere kromsnavels. Gelukkig zijn er heden ten dage diverse volwaardige kant en klaar voeders voor lories en andere zachtvoereters in de handel. In de meeste gevallen zijn de vogels hier dan ook prima op te houden. Betreffende voeders kunnen variëren van korrelig tot poedervormig en moeten worden aangelengd met water. Tegenwoordig zijn er ook pellets in de handel die speciaal voor lories zijn ontwikkeld. Wijlen F. Beswerda, was één van de eerste kwekers in Nederland die succesvol kweekte met lories. Na jarenlang geëxperimenteerd te hebben met de voeding voor zijn lories ontwikkelde hij uiteindelijk een recept waarmee hij zeer goede kweekresultaten behaalde en haalt. Dit recept bestaat uit twee gelijke delen en ziet er als volgt uit:
- Een moes van fruit en groente. Deze wordt gemaakt van appels, peren, aardbeien, ananas, wortelen, komkommers en andere groente- en fruitsoorten die op dat moment beschikbaar zijn (geen bananen en sinaasappelen, deze kunnen namelijk darmstoornissen veroorzaken).
- Een mengsel van nutrix rijstebloem, bambix, eivoer en insectenvoer, waaraan vervolgens nog een theekopje roosvicè, twee theelepeltjes gistocal, een half theelepeltje zeewier, een dessertlepel multivitamine, een theekopje druivensuiker en een flinke hoeveelheid honing wordt toegevoegd.**
Bovenstaand mengsel wordt vervolgens aangelengd met water tot dat het de dikte heeft bereikt van yoghurt. Het voer kan in grotere porties worden aangemaakt en in de diepvries bewaard.
** Voor ´mengsel 2´ kan eventueel ook een kant en klaar lorivoer gebruikt worden.
Bovenstaande voeding kan eventueel dagelijks nog worden aangevuld met een weinig zonnebloempitten en trosgierst (wordt niet door alle soorten gegeten). Naast bovenstaande voeding kunnen, indien voorradig, wilgentakken en onrijpe gras- en onkruidzaden aan de vogels gegeven worden.
Verder is belangrijk om het voedsel van lories in vrij zware voerbakjes aan te bieden. Dit voorkomt dat de vogels ze omgooien en of er mee gaan spelen, wat ze graag doen! Verder is het van belang dat het voer niet te dik is. Bij het oplikken van het lorivoer met de penseeltong steken ze de snavel vrij diep in het voer. Hierbij komt voer op de bevedering wat ze vervolgens verwijderen door met de kop te schudden. Bij een te dik voer zullen de resten van de kop ´vliegen´ en overal in de volière terecht komen. Daarnaast zullen er bij een te dik voer voedselresten aan de snavel blijven kleven, die op den duur een korst kunnen vormen op en boven de snavel. Dit kan op zijn beurt weer aanleiding geven tot vervelende schimmelinfecties bij de vogels.
Huisvesting van lories
Een volière voor de wat grotere soorten lories dient een minimale lengte te bezitten van 3 á 4 meter, een breedte van 1 meter en een hoogte van ca. 2 meter. Een langere volière is niet echt nodig omdat lories geen typische vliegers zijn. Ze houden meer van klauteren, springen en klimmen. De volière dient daarom klimbomen, dikke stukken touw en ander speelgerei te bevatten. Verder moet het verblijf gemakkelijk schoon te houden zijn, dit in verband met de dunne ontlasting van de vogels. Dit betekent dat de de wanden en de vloeren het beste van gladde materialen, bijvoorbeeld trespa of tegeltjes kan zijn vervaardigd. Lories dienen het gehele jaar door een dikwandig broedblok tot hun beschikking te hebben omdat ze hier niet alleen in broeden maar er ook de nachten in door brengen. Het nachtverblijf dient verwarmd te kunnen worden omdat niet alle soorten winterhard zijn. Verwarming is ook gewenst omdat sommige soorten in de winter broeden. Door de kou koelen de eieren dan snel af, vooral als de vogels voor langere tijd het nest verlaten. Het is daarom aan te bevelen de temperatuur niet onder de 10 °C te laten komen. Omdat verschillende soorten het gehele jaar door broeden is het wel noodzakelijk dat de kweekruimte over een kunstmatige verlichting beschikt. Een kunstmatige verlichting schept de mogelijkheid om de dagen (kunstmatig) te verlengen tot minimaal 12 uur en biedt daarmee gelegenheid aan de oudervogels om hun jongen over de dag voldoende voer aan te bieden. Het nachtverblijf moet ongeveer een afmeting hebben van 2 x 1 x 2 meter (lxbxh). Indien er sprake is van naastgelegen rennen is het van belang om de tussenwanden van zowel het nachthok als de buitenrennen van dubbelwandig gaas te maken zodat de vogels elkaar niet door het gaas heen kunnen verwonden. Voor de buitenvolières is het van belang dat de ondergrond goed gedraineerd is, zodat de dunne uitwerpselen van de vogels gemakkelijk weggespoeld kunnen worden. Een goede ondergrond hiervoor is een flinke laag grof grind. Dit is met een tuinslang gemakkelijk schoon te spuiten en ook kan het vrij gemakkelijk omgeharkt worden. Lories houden erg van baden, de vogels moeten dan ook steeds de beschikking hebben over vers badwater. Zorg er ook voor dat een deel van de buitenvolières open is zodat ze ook van een mals regenbuitje kunnen genieten! Om aan de behoefte van baden tegemoet te komen zou eventueel ook een kunstmatige beregeningsinstallatie aangelegd kunnen worden in de buitenvolière(s).
Kweken met de blauwkoplori in de volière
Blauwkoplories zijn op een leeftijd van een jaar geslachtsrijp. Het zijn over het algemeen zeer vruchtbare vogels die gemakkelijk drie nestjes jongen per jaar grootbrengen. Als broedgelegenheid kan het beste een nestblok gegeven worden met een bodemoppervlak van 20 x 20 cm. en een hoogte van 50 cm. Het komt regelmatig voor dat deze soort drie eieren legt. De kweek is verder vergelijkbaar met die van de groenneklori, zie aldaar.
A. van Kooten