Indische nonpareil - Erythrura prasina
Indische nonpareil (man) – Erythrura prasina (Foto: internet)
Indische nonpareil (stel) – Erythrura prasina (Foto: internet)
Indische nonpareil (Erythrura prasina)
De Indische nonpareil behoort tot de papegaai-amadines. Met zijn kleurenpracht van blauw, geel, rood en groen behoort hij tot één van de mooiste amadine-soorten. Er komen twee ondersoorten voor bij deze vogel te weten E. p. prasina die een gele buik heeft en E. p. coelica die een rode buik heeft. De Indische nonpareil met gele buik komt minder voor dan die met een rode buik.
Formaat
12 – 15 cm.
Ringmaat
2,5 mm.
Beschrijving
Zie foto’s.
Geslachtsonderscheid
Beide geslachten lijken veel op elkaar. Er is echter enig verschil. Volwassen vrouwtjes zijn minder intensief van kleur dan de mannetjes. Dit geldt met name voor het blauw van de kop en hals. Verder heeft het mannetje een rode buik die het popje mist. Omdat het wel ruim twee jaar kan duren alvorens de vogels helemaal op kleur zijn blijft het onderscheiden van de geslachten erg moeilijk.
Verspreiding en leefgebied
De Indische nonpareil heeft zijn verspreidingsgebied in Birma, Maleisië, Thailand, Laos, Vietnam en Indonesië. Hier leven ze in de tropische regenwouden die overwegend met bamboe zijn begroeid. Regelmatig bezoeken ze rijstvelden waar ze zich dan te goed aan de halfrijpe zaden.
Karakter
De Indische nonpareil is een verdraagzaam vogeltje dat prima te houden is met andere prachtvinken. Ze zijn daarom geschikt voor de gezelschapsvolière.
Omgevingstemperatuur
De ideale omgevingstemperatuur voor deze vogels ligt zo rond de 20 ⁰C. Tijdens de kweekperiode is nog iets warmer aan te bevelen.
Voeding
Als voeding dient een goede zaadmengeling voor tropische vogels, trosgierst, universeelvoer en eivoer met daar doorheen wat miereneitjes en meelwormen alsmede gekiemde zaden en groenvoer te worden gegeven. Het is van belang de vogels tijdens het broeden alleen zaden te verstrekken. Het verstrekken van dierlijke eiwitten, zoals bijvoorbeeld miereneieren, buffalowormen en pinky’s, geeft in de meeste gevallen aanleiding tot een verhoogde paringsdrift en verminderde broedzorg. In dergelijke gevallen worden de jongen uit het nest gegooid en beginnen de vogels met een volgend legsel. Geef daarom pas eivoer/universeelvoer en (gematigd) levend voer als de eerste jongen uit het ei komen. Een lepeltje levend voer, eventueel uit de diepvries, in de ochtend en in de avond is voldoende.
Kweek
De kweek heeft de meeste kans van slagen in een grote kooi of volière die goed beplant is. Als nestmateriaal maken deze vogeltjes graag gebruik van grashalmen, kokosvezels, sisaltouw en wol. Het popje legt twee tot vijf eieren die door haar en het mannetje worden bebroed. Na ongeveer 14 dagen komen de eieren uit. De jongen vliegen op een leeftijd van ca. drie weken uit. Hierna worden ze nog een tweetal weken door de oudervogels (bij)gevoerd alvorens ze als zelfstandig zijn te beschouwen.
Bijzonderheden
In het wild eten de vogels veel rijst. Het rijst wat echter bij ons in de winkels ligt is ongeschikt voor deze vogels. De korrels verteren niet in de krop en maag en zullen uiteindelijk leiden tot verstoppingen bij de vogels.
Indien de vogels in kleine (broed)kooien worden gehuisvest bewegen ze weinig en worden al snel futloos. Dit komt hun gezondheid beslist niet ten goede. Deze vogels voelen zich dan ook het beste thuis in een goed beplante ruime volière. Hierin zijn ze actief en blijven ze in goede conditie.
A. van Kooten