Roodkuif kardinaal - Paroaria coronata

Roodkuif kardinaal – Paroaria coronata

Roodkuif kardinaal – Paroaria coronata
Roodkuif kardinaal – Paroaria coronata
Verspreiding:
De roodkuifkardinaal heeft zijn verspreidingsgebied in het noorden van Zuid-Amerika, met name in Bolivia, Uruguay, Parguay en Argentinië
Grootte:
De roodkuif kardinaal meet ongeveer 17 tot 18 cm.
Geslachtsonderscheid:
Er is geen uiterlijk verschil tussen man en pop. Zekerheid kan alleen verkregen worden door een dna (veren)test of een endoscopisch onderzoek door de dierenarts.
Karakter:
Buiten de broedtijd zijn ze prima te houden in een gezelschapsvolière met vogels die ongeveer van gelijke groot zijn. Ten opzichte van soortgenoten zijn ze onverdraagzaam. Er kan niet meer dan 1 paartje in dezelfde vlucht en of volière gehouden worden. In de broedtijd zijn ze vaak ook onverdraagzaam tegenover andere vogels. Hier zal de kweker dan ook rekening mee moeten houden! In de broedtijd kunnen ze daarom het beste alleen in een vlucht(je) gehouden worden.
Omgevingstemperatuur:
Roodkuif kardinalen zijn winterhard en kunnen in een volière met een vorst- en tochtvrij nachtverblijf overwinteren.
Voeding:
Als voeding dient een goede zaadmengeling samengesteld te worden. Bijvoorbeeld 2 delen agapornidenzaad gemengd met 1 deel tropische vogels en of wildzangzaad. Verstrek verder een goed samengesteld eivoer/krachtvoer en bij voorkeur kiemzaad. Om aan de behoefte van dierlijke eiwitten in de voeding tegemoet te komen kan het beste een insecten-/universeelvoer toegevoegd worden (bijvoorbeeld 50 eivoer, 50% universeelvoer). Vooral in de periode dat de vogels jongen hebben is het belangrijk dat ze de beschikking hebben over dierlijke eiwitten. Extra dierlijke eiwitten moeten, naast het verstrekken van een goed samengesteld eivoer/universeelvoer, verstrekt worden in de vorm van bijvoorbeeld meelwormen, miereneieren, buffalowormpjes. Ook dagelijks wat fruit en groente wordt door deze vogels graag gegeten. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet ontbreken.
Kweek:
Zoals reeds opgemerkt is het voor een succesvolle kweek verstandig de vogels apart per paartje in een vlucht te houden. Ze bouwen een komvormig nest dat alleen door het popje wordt gebouwd. Als bouwmateriaal voor het nest wordt gebruik gemaakt van sisal, kokosvezel, gedroogde grasstengels, veertjes en mos. In een dicht begroeide volière bouwen ze hun nest graag in struiken. Ook half-open nestkastjes worden wel eens geaccepteerd. Indien ze een vrijstaand nest bouwen is het verstandig deze te verstevigen met bijvoorbeeld een korfje of touwnestje. Het popje legt gemiddeld 3 tot 4 lichtgroene, grijsbruin gespikkelde eitjes. De broedduur ligt tussen 12 – 13 dagen. De eitjes worden alleen door het popje bebroed. De jongen worden door beide ouders gevoerd, vrijwel uitsluitend met (veel verschillende) insecten (meelwormen, miereneieren, buffalowormpjes, sprinkhanen, pissebedden, krekels, torretjes) Ze verlaten al op een leeftijd van ca. 2 weken het nest. Ze worden dan nog ongeveer 3 weken door hoofdzakelijk het mannetje (bij)gevoerd). Op een leeftijd van ongeveer 6 weken zijn ze zelfstandig. De jongen zijn op een leeftijd van ca. 2 jaar pas echt helemaal op kleur.
A. van Kooten