Twenty-eightparkiet – Barnardius zonarius semitorquatus
Twenty-eightparkiet – Barnardius zonarius semitorquatus
Twenty-eightparkiet – Barnardius zonarius semitorquatus
Twenty-eightparkiet – Barnardius zonarius semitorquatus
Man en pop lijken op elkaar. Uiterlijk lijkt de twenty-eightparkiet,die een ondersoort is van de Port Lincolnparkiet, veel op de Port Lincolnparkiet, er zijn echter een paar duidelijke verschillen, te weten:
- De groene kleur van de twenty-eightparkiet is in het algemeen donkerder dan die van de Port Lincolnparkiet;
- De borst van de twenty-eightparkiet is groen in plaats van geel zoals bij de Port Lincolnparkiet. Indien er wel geel in de borstbevedering voor komt is dit fout en is er sprake van rasonzuiverheid!;
- De zwarte kop van de man van de twenty-eightparkiet bezit een rode voorhoofdsband.
Binnen de soort komen veel kleurvariaties voor. In het algemeen is de pop iets fletser van kleur dan de man. Dit is echter het beste waar te nemen in een vergelijking tussen man en pop. De pop heeft minder rood op het voorhoofd. Poppen zijn vaak ook iets kleiner dan de mannen. Verder is de snavel van de man breder en groter. Jongen: Jonge vogels zijn fletser van kleur en vaak is de kop niet zwart maar meer bruinzwart van kleur. Vaak bezitten jonge vogels enige rode veertjes op het voorhoofd. De jongen zijn op een leeftijd van 12 – 14 maanden op volle kleur.
Formaat: 40 cm.
Verspreidingsgebied
De twenty-eightparkiet heeft zijn verspreidingsgebied van de zuid-westelijke hoek van West-Australië tot in noordelijke richting vanaf Albany tot net ten noorden van Perth. De twenty-eightparkiet komt in zijn leefgebied vrij algemeen voor. De twenty-eight heeft zijn naam te danken aan de drielettergrepige lokroep die hij voortbrengt en die klinkt als twen-ty-eight. De vogels hebben een duidelijke voorkeur voor beboste gebieden. Vaak zijn ze hier paarsgewijs of in kleine groepjes aan te treffen. Kleine groepjes betreffen vaak oudervogels met hun jongen. Twenty-eightparkieten brengen meer tijd door in de bomen dan Port Lincolnparkieten. De twenty-eight van de binnenlandse streken voedt zich in hoofdzaak met grassoorten en kruidachtige planten. De zuidwestelijke twenty-eightparkiet heeft een duidelijke voorkeur voor vruchten van eucalyptusbomen en andere bomen.
Gedrag
Twenty-eightparkieten zijn in het broedseizoen vrij vechtlustig en is het noodzakelijk dat ze paarsgewijs in aparte volières gehouden worden. In de naast gelegen volière(s) dienen geen verwante soortgenoten te worden gehouden. Het zijn in het algemeen sterke vogels die ons klimaat prima verdragen. Ze kunnen in de volière een enorme knaaglust aan de dag leggen. Zorg daarom steeds voor voldoende verse fruit- en wilgentaken in de volière. Bij het samenstellen van paren kunnen het beste jonge vogels bij elkaar geplaatst worden omdat jonge vogels in het algemeen veel verdraagzamer tegenover elkaar zijn dan oude vogels. Op jonge leeftijd samengestelde paren leveren dan ook, wanneer ze geslachtsrijp zijn, vaak weinig problemen op.
Broedproces in het wild
In het zuiden broeden de verschillende (onder)soorten van augustus tot december. In het binnenland en in het noorden broeden de vogels afhankelijk van de regenval. Tijdens het broedseizoen zijn de vogels extreem lawaaierig vooral in de nabijheid van het gekozen nest. De vogels broeden in de holten van boomtakken en boomstammen van zowel dode als levende bomen. Meestal wordt gebroed in eucalyptusbomen. De hoogte van de nestholten varieert van 2,5 meter tot 14 meter boven de grond. Tijdens de paartijd, die zo rond augustus begint, zijn de vogels over het algemeen erg luidruchtig en opgewonden. De man zit dan voortdurend met een van opwinding gespreide staart achter de pop aan. Vaak maakt hij sprongen op de grond en of op een tak gevolgd door snelle buigingen met de kop. Na dit ritueel voert hij dan vaak de pop uit de krop. De pop legt 4 tot 8 eieren, meestal echter 5 tot 6 witte eieren, die om de dag gelegd worden. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. De broedduur is 19 dagen. De jongen zijn bij de geboorte voorzien van dons. Ze vliegen na ca. 35 dagen uit en worden, alvorens ze zelfstandig zijn, nog 3 weken door de ouders (bij)gevoerd. Na het uitvliegen van de jongen blijven de oudervogels en de jongen nog meerdere maanden bij elkaar. Jonge vogels lijken op de ouders maar zijn in het geheel duidelijk fletser van kleur. Op een leeftijd van 12 – 16 maanden zijn de jongen vol op kleur. In het algemeen zijn ze dan na 2 jaar geslachtsrijp.
Broedproces in de volière
Hoewel jonge vogels vaak al op een leeftijd van 1 jaar geslachtsrijp zijn worden de beste broedresultaten verkregen met broedstellen die 2 jaar of ouder zijn. In het algemeen geeft paarvorming bij jonge vogels geen problemen. Bij overjarige vogels heel vaak wel. Het is dan bijna altijd de man die de pop aanvalt. Bij het koppelen van oudere vogels dient hier dan ook rekening mee gehouden te worden. Ook goede kweekkoppels kunnen tijdens het broedseizoen behoorlijk ruzie maken. Vooral als één van beide vogels nog niet in juiste broedconditie verkeerd. Het kan er soms zo erg aan toe gaan dat één van beide vogels een nagel of gedeelte van de teen verspeeld. De balts van de man is schitterend om te zien. Deze bestaat uit het met gespreide staart en opgetrokken schouders, kopschuddend over de zitstok lopen. Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting van 70 cm hoog, een bodemoppervlak van 20 x 20 cm. en een invlieggat met een doorsnede van 8 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van vermolmd en rottend hout, houtspaanders en of zaagsel welke vermengd wordt met potgrond of turf. De nestblokken kunnen begin maart in de volière worden opgehangen.De pop legt 4 tot 7 eitjes die om de dag worden gelegd. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. De pop zit vrij vast op het nest en is over het algemeen niet vlug uit het blok te verjagen. Tijdens het broeden komt de man regelmatig in of voor het broedblok om haar te voeren. Het eerste jong wordt na 20 – 21 dagen geboren. In de eerste week worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook de man bij het voeren van de jongen. De vogels laten over het algemeen nestcontroles gemakkelijk toe. Toch is het verstandig nestcontroles altijd zeer voorzichtig uit te voeren en alleen dan wanneer de vogels van het nest af zijn. De jongen moeten op een leeftijd van ca. 8 dagen worden geringd met ringmaat 6,5 mm. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na 20 dagen zitten ze voor ongeveer 75% in de veren. Het eerste jong vliegt veelal na ongeveer 35 dagen uit. Drie tot vier weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald worden. Vooral als de vogels met een tweede legsel beginnen is het zaak de jongen uit te vangen omdat de man dan zeer agressief kan reageren richting jongen.
Mutaties
Bij de Twenty-eightparkiet kennen we de mutatie donkerfactor en blauw. De vererving is respectievelijk autosomaal dominant en autosomaal recessief.
A. van Kooten